1–29 juni 1997 / Casco HQ
Op het eerste gezicht oogt de tentoonstellingsruimte van Casco leeg en verlaten. Een ladder, een tafel en een stoel staan verloren. Pas na even blijkt dat Koo Jeong-a de ruimte zelf haar geschiedenis laat vertellen; een verhaal van gebruik met de bijbehorende gaten, reparaties, krassen en scheuren. Als een poëtische bezwering bedekt haar handschrift de scheuren en vlekken; haar bijna onzichtbare potlood-graffiti, die bestaat uit recepten met oneindig veel ingrediënten uit een Koreaans medisch handboek, verspreidt zich als een virus door de ruimte.
Vaak kiest Koo Jeong-a ruimtes die niet bestemd zijn voor het tonen van kunst, die door hun onbestemdheid al een eigen karakter hebben, een garage, een zolder, een trappenhuis. Als een archeologe onderzoekt ze de bron die de ruimte is – niet alleen de spullen die ze er aantreft, maar ook de ruimte zelf wordt object van studie; als een broekzak keert ze hem leeg, verwisselt onder- en bovenkant, buiten- en binnenkant. Een simpele ingreep met kleur verandert haar studio in een zwembad. Koo Jeong-a heeft een interesse voor materialen die verbannen worden, uitgesloten zijn en niet-artistiek worden gevonden. Ze morrelt aan het onderscheid dat wij maken tussen afval en bruikbare dingen, en verwart hun functies. Ze maakt een serie huizen van suikerklontjes, duwt een aantal bloemzaden in een muur, en legt een glasplaat op een gat in de grond waar condens op neerslaat. Haar ingrepen maken het onzichtbare zichtbaar. Ze zijn van een poëtische concentratie die soms meditatief wordt. De tijd waarin haar werk de weg van chaos naar orde aflegt is niet die van het streven naar een doel, maar naar een handeling – niet ostentatief, maar subtiel en humoristisch.